Anders dan in de reguliere veeteelt hebben stiertjes op dit landgoed wel bestaansrecht
Bron: Volkskrant
Op het landgoed van boer Beeker zijn stieren geen hinderlijk bijproduct, zoals in de intensieve melkveehouderij. Ze hebben een vrij leventje in een milieuvriendelijke omgeving en worden niet gecastreerd. Wat is Beekers geheim?
Er klinkt gebrul vanaf de weilanden achter boerderij Eyckenstein, midden in de bossen tussen Lage Vuursche en Maartensdijk. Nee, geen geloei van koeien, maar gebrul, stierengebrul. Tientallen Jerseystieren, mooie, bruine stiertjes, dagen uit, rennen, stoeien, vechten. ‘Het is soms net een arena,’ zegt Jacob Beeker droogjes, terwijl we over het erf lopen. ‘Mensen, wandelaars, weten niet wat ze zien en horen als ze hier langs komen.’
De 130 stieren van Jacob Beeker (45) en Linda Heemskerk (40) lopen verspreid over meerdere terreinen op landgoed Eyckenstein die Beeker en Heemskerk pachten, en op omliggende gronden (graslandjes) van Het Utrechts Landschap. Dat is bijzonder. Want stieren zijn nagenoeg onzichtbaar in het Nederlandse landschap. Sterker, stieren hebben geen recht van bestaan in de melkveehouderij, op een paar fokstieren na. Grofweg de helft van de kalveren is van het mannelijke geslacht, maar zij geven – nu eenmaal – geen melk. Dus worden stiertjes gezien als een lastig bijproduct. In de melkveehouderij gaan de stiertjes bijna direct naar de kalvermesterij, alwaar ze worden vetgemest en na een maand of negen worden geslacht voor het kalfsvlees. Als ze tenminste niet bij het destructiebedrijf terecht komen. Dat geldt voor een onbekend aantal stierkalfjes dat onder een door de kalvermesterijen vastgestelde gewichtsgrens blijft.
De stierkalfjes die Jacob en Linda Beeker onder hun hoede nemen ontspringen dus de dans. Ze mogen nu leven tot ze bijna drie jaar zijn. In alle vrijheid, soms zelfs jaarrond buiten, dat kan op deze hogere zandgronden. De stieren hebben hoorns, zijn niet gecastreerd, krijgen geen antibiotica, worden niet vetgemest in een stal, maar leven gewoon op een dieet van gras, aangevuld met wat granen en kruiden. Na drie jaar zijn het allang geen kalveren meer, maar volwassen stieren. Dan worden ze geslacht, dat dan weer wel. Het vlees wordt inmiddels verkocht in elf winkels, en in de eigen landgoedwinkel bij de boerderij.
‘Dieren redden door ze op te eten,’ zo noemt Beeker het. Het idee ontstond toen hij op bezoek was bij het biologische boerenbedrijf waar hij ooit stage liep. De boer zat in zijn maag met het lot van de Jerseystierkalfjes. Jerseykoeien zijn gewild bij veel (biologische) boeren vanwege de kwaliteit van de melk, met hoge vet- een eiwitgehaltes. Maar ze zijn wel kleiner dan de gangbare zwartbonte koeien. Te klein volgens de normen van de kalvermesterijen, ze worden standaard geweigerd, sinds een subsidie om ze toch af te mesten stopte. Dus kregen de stierkalfjes een paar weken na de geboorte een spuitje en gingen naar het destructiebedrijf. Moeilijk te verteren voor de biologische boeren met Jerseykoeien. Vanwege de vroeg afgebroken levens, vanwege het onbenutte vlees. Zo ontstond het plan van Beeker om de stiertjes toch groot te brengen en ze dan te laten slachten voor het vlees. ‘Andere boeren lachten me uit. Dat kan nooit, zeiden ze.’ De eerste slachterijen weigerden zijn stierkalfjes. ‘Daar kan ik geen vlees vanaf halen,’ kreeg ik te horen. Maar Beeker zette door. En zie nu het stierenbal in de weilanden.
Inmiddels komen de Jerseystiertjes van vijf biologische veehouderijen. Volgend jaar komt er een stal bij op Boerderij Eyckenstein. En gemiddeld nog eens 120 stierkalfjes, van een vroege wisse dood gered. Uitbreiden kan, zegt Beeker, ‘want we hebben nu eigenlijk te weinig dieren voor de oppervlakte aan grond die we in gebruik hebben. En daardoor hebben we te weinig mest voor de akkers en de weilanden. De afzet gaat goed, we hebben grond genoeg, dus alle seinen gaan op groen.’
Hij komt van ver, Beeker. Hij wilde altijd al ‘iets’ met dieren doen. Hij volgde twee landbouwopleidingen, maar ontdekte dat het eigenlijk onmogelijk is om een boerenbedrijf te beginnen als je geen boerenzoon bent en het bedrijf van je ouders kunt overnemen. ‘Als ik de hectaren grond die we nu gebruiken had moeten kopen dan zou dat pakweg zeven miljoen euro kosten.’ Hij ging werken in de informatica, maar het buitenleven bleef trekken. Na een jaar of tien hakte Beeker de knoop door. Hij zegde zijn baan op, leverde zijn lease-auto in en ging aan de slag bij een reguliere melkveehouder. ‘Na verloop van tijd merkte ik: zo wil ik het toch niet. Er was voldoende grond, maar de koeien stonden binnen, ik diende steeds weer antibiotica toe, maar kreeg steeds dezelfde koeien terug met ontstekingen. Er zijn beslist gangbare bedrijven waar het beter gaat, maar ik besloot: ik ga het compleet anders doen. Toen ben ik het gaan proberen met deze stiertjes. Ik heb er eerst eentje opgefokt en laten slachten, toen nog één. Zo heb ik het beetje bij beetje opgebouwd.’
Beeker en Heemskerk werkten aanvankelijk vanuit het rijtjeshuis waar ze woonden. De eerste kalfjes brachten ze onder bij zorgboerderijen. ‘We hadden geen grond, geen stal, als de stiertjes niet meer te houden waren op de zorgboerderij, gingen ze naar de slacht, na een paar maanden al.’ Jaren zochten ze naar grond om te pachten. Eerst vonden ze 35 hectare pachtgrond met natuurgras, op landgoederen in de omgeving. Uiteindelijk, drie jaar geleden, konden ze hier terecht, op deze boerderij, op landgoed Eyckenstein, met nog eens 35 hectare grond. Ze verhuisden, met hun twee jonge kinderen, na een zoektocht van negen jaar.
De eigenaren van het landgoed wilden graag een biologische boer in plaats van de reguliere boer die stopte. Vanwege de natuur, vanwege het landschap, om weer koeien in het landschap te zien. De financiering had nog veel voeten in de aarde. Een kwart kwam van een lening van de Rabobank, een kwart van een lening bij het Nationaal Groenfonds, de helft van leningen van particulieren, via ‘farmfunding’. Het was zwaar, al die jaren. ‘We hebben regelmatig gedacht dat we het niet zouden redden. Maar we schrijven inmiddels zwarte cijfers.’ De inkomsten komen voor 80 procent van het vlees, en van de andere biologische producten die ze verkopen in hun landgoedwinkel. Daarnaast ontvangen ze reguliere landbouwsubsidie uit Europa en natuursubsidies. En ze betalen relatief lage pachtprijzen voor de (natuur)grond van Het Utrechts Landschap.
120 hectare grond hebben Jacob en Linda nu in gebruik, verspreid over de zandgronden in de omgeving. 80 hectare weiland, 40 hectare (natuur)akkers. Linda runt de landgoedwinkel en doet de boekhouding, Jacob is de boer. Het bedrijf is bijna volledig zelfvoorzienend. Vers gras en hooi komt van de weilanden, krachtvoer in de vorm van gemalen granen (voor de stieren, maar ook voor de kippen en de paar varkens) verbouwt Beeker zelf, ook het stro voor in de stallen komt van de eigen akkers. De vaste stromest uit de stallen brengen ze in het voorjaar weer op het land.
Ze hebben altijd biologisch geboerd, ‘eigenlijk biologisch-dynamisch’, maar pas dit jaar zal de graanoogst ook voor het eerst het biologische certificaat krijgen. En vanaf januari volgend jaar ook het vlees. Beeker: ‘Zo’n omschakeling duurt even. Er is hier lange tijd intensief geboerd. De velden waren leeg, de koeien stonden binnen, wel gingen er machines over het land. De boer gebruikte kunstmest, bestrijdingsmiddelen, snelgroeiende grassen, er stond maïs. In mijn ogen was er hier een probleem. Er was nauwelijks nog bodemleven, de grond was verdicht, hard geworden. Van de natuurakkers in de omgeving kwam wel kruidenrijk gras, maar van deze weilanden niet. Vandaar dat we voorlopig nog een mengsel van gedroogde biologische kruiden toevoegen aan het voer. Dat is onze apotheek. Sinds we zijn begonnen, hebben we nog nooit antibiotica hoeven te gebruiken. Ons doel is om in de toekomst zelf genoeg kruiden te hebben op ons land.’
De stierkalfjes drinken de eerste drie maanden melk. Daarvoor zijn koeien nodig. Beeker gaat voor naar een stal met drie van de tien pleegmoeders, Noortje, Corinda en Kim. Uitgerangeerde melkkoeien, tien tot twaalf jaar oud, die anders zouden zijn geslacht, kunnen hier hun oude dag doorbrengen. Daarvoor moeten ze wel werken. Melk geven aan de stierkalfjes, pleegzoontjes. Beeker: ‘Dat doen ze dus gewoon.’ Hij wijst op de middelste koe, Corinda, die een kalfje afschermt als Beeker dat wat pesterig wegduwt. ‘Zij is de leidster van het geheel. Ik weet nog dat er een keer een stiertje vastzat in een griend, nat en vol wilgen. Ik had geen idee hoe ik hem eruit moest krijgen. Toen heb ik Corinda daar losgelaten. Binnen drie minuten kwam ze eruit lopen met het stiertje achter haar aan.’
Dat wil niet zeggen dat het vanzelf goed gaat. ‘Je moet vooral niet denken dat stieren en koeien altijd lief zijn. Het wordt me vaak gevraagd: is het niet gevaarlijk, werken met stieren? Een keer is het misgegaan, door mijn eigen schuld. Ik was aan het werk, aan de rand van een weiland. Even verderop stond een stier duidelijke signalen af te geven; brullen, schrapen in de grond, met de hoorn in de grond graven. Ik negeerde het, werkte door, en opeens stond hij vlak achter me. Ik wilde niet over het hek springen, de sloot in, nog een fout, ik probeerde hem af te weren, maar dat is onbegonnen werk. Ik ben er vanaf gekomen met een paar gekneusde ribben. En een stuk wijzer. Je moet altijd alert blijven.’
Het wordt iets makkelijker, na al die jaren. ‘Als je geen grond in gebruik hebt, word je als boer niet serieus genomen. Nu zijn we zichtbaar, dus we bestaan. Bij het Utrechts Landschap zijn ze blij met ons, want zij willen graag voedselvelden voor wilde dieren. En koeien die hun velden begrazen. Ook andere grondeigenaren, andere boeren krijgen vertrouwen. Wij pachten nu ook een stuk grond van een buurman, omdat hij zag hoe wij werken.’ Wat Beeker stoort is de suggestie dat het voor hen makkelijk is omdat ze in een niche opereren. ‘Iedere boer kan kiezen voor verandering. Maar je moet wel ambitie hebben en doorzetten. Toen wij 14 jaar geleden begonnen hadden we helemaal niets. We hebben jarenlang te veel gevraagd van ons lichaam, van onze kinderen, van ons sociale leven. Ik weet nog hoe blij we waren met de eerste winkel die ons vlees wilde verkopen. Nu hebben we dan eindelijk een bedrijf overeind en dan hoor je: ja makkelijk, het is een niche. Toen wij begonnen was het geen niche, maar een groot probleem: niemand wilde die stierkalfjes hebben. Dat probleem hebben wij opgelost.’
In het begin kreeg Beeker nog weleens commentaar over de stieren in de velden. ‘Kreeg ik opeens de NVWA – Nederlandse Voedsel- en warenautoriteit – over de vloer omdat een passant had geklaagd. Hij dacht dat die stieren aan hun lot werden overgelaten, en niet voldoende te eten hadden. Was ik een halve dag kwijt om te laten zien dat het prima gaat met die stieren. Sommige mensen zijn blijkbaar niet meer gewend aan de normale situatie, koeien in het veld.’
Tegenwoordig zijn de reacties louter positief. ‘In de buurt weet iedereen wat we doen. Zo veel wandelaars stoppen hier, ze vinden het mooi, die stiertjes in de weilanden, zo tegen de bosranden aan. Je kunt er allerlei etiketten op plakken, maar wat wij doen verschilt niet zo veel van wat nog niet zo lang geleden heel normaal was: het gemengd bedrijf. Dat was in wezen de kringlooplandbouw waarover iedereen het nu heeft. Wat wij toevoegen is moderne kennis. En wij kijken anders. Wij zien die kruiden, insecten, vogels, muizen en andere zoogdieren niet als bedreiging, maar juist als doel. Op het moment dat we hier zomertortels, steenuilen en volop bonte vliegenvangers en gekraagde roodstaarten zien, weten we dat alles helemaal goed is.’
LANDBOUW EN NATUUR ZITTEN ELKAAR NIET IN DE WEG
Circulair, natuurinclusief, biodivers, lokaal: hoe je het ook wilt noemen, op boerderij Eyckenstein doen ze het. Bijvoorbeeld op De Klievenkamp, een rechthoekig akkerland, omringd door bos en houtwallen. ‘’s Ochtends vroeg staan de reeën hier aan de bosrand’, zegt Beeker. Hij heeft grootse plannen voor dit akkerland, en andere landjes in de buurt. ‘We willen natuur versterken door onze manier van landbouw. Niet alleen voedsel produceren voor onze dieren, maar ook voor insecten, vogels en wilde dieren. We willen steenuilen, gekraagde roodstaarten, vleermuizen, dassen. Dat staat haaks op het bestaande beeld dat landbouw en natuur niet samengaan, elkaar zelfs in de weg zitten.’
Het uitgangspunt op de akkers is strokenteelt, met afwisselend wintertarwe en winterveldbonen, eiwitrijk voer voor de stieren, en goed voor de bodem. ‘We verbouwen graan, voor stro in de stal en krachtvoer voor de stieren. Ons stro hoeft dus niet uit het buitenland te komen, en is straks gegarandeerd biologisch. De graankorrels die we overhouden gaan naar de biologische kippenboer van wie we ook de eieren verkopen, in ruil voor die graankorrels krijgen we kippenmest.’
Tussen de wintertarwe en winterveldbonen ligt een bloemenstrook, bron van leven voor zweefvliegen, sluipwespen, loopkevers, die ook een rol spelen in de natuurlijke plaagbestrijding. Maar Beeker gaat nog verder. ‘Ook onder de zeven graansoorten die we verbouwen hebben we gras gezaaid, en klavers, en inheemse kruiden en bloemen. Dat doen we in één werkgang, met een aangepaste zaaimachine. Mengteelt dus.’ En nee, die bloemen zitten de oogst van het graan niet in de weg. ‘Op het moment dat wij met de combine komen aanrijden is de phacelia al uitgebloeid en staan de klavers nog laag. Dus we oogsten er boven, als het graan weg is staat de klaver er nog. En dan hebben wij toevallig nog 130 stieren die de klaver wel willen opvreten.’
Hij kwam op het idee toen hij de eerste zomer op het veld rondliep en zag hoe het graan er prima bij stond, maar dat er verder geen leven te bekennen was. ‘Hartstikke mooi hoor, dat graan, maar doods. En daarnaast die bloemrijke akkerrand, met overweldigend veel leven: insecten, bijen, vogels, de zwaluwen waren boven die rand aan het foerageren. Ik kreeg er kippenvel van, zo mooi. Toen dacht ik: waarom kan ik niet aan mengteelt doen op het hele perceel? Niet alleen de akkerrand, maar ook bloemen onder het graan. Dat zet pas echt zoden aan de dijk. Maar ja, dat is wel duurder, en er bestaan gek genoeg alleen subsidies voor akkerranden, maar niet voor mengteelt.’
Toch doet hij het nu zo, dit jaar voor het eerst op het hele perceel. ‘We gaan ook aan bodemherstel doen. Hier, en overal in de omgeving is de bodem verzuurd, ook in de bossen. Vanwege de ammoniakneerslag. Zandgronden zijn van nature al armer aan mineralen, maar door de verzuring spoelt ook de kalk weg. Wij voegen hier nu kalk toe, anders groeien de klavers niet goed. Dat wil je niet eeuwig blijven doen. Ik denk dat als we de bodem herstellen het hier in de toekomst zonder kan. Onze stieren lopen buiten, we gebruiken alleen ruige mest, dus geen drijfmest, de hoeveelheid ammoniak die hier vrijkomt is klein, veel kleiner dan voorheen.’
Een deel van het mesttekort probeert Beeker op te vangen met bokashi, plantenresten die door het toevoegen van een bacterie fermenteren. Dat moet ook het bodemleven stimuleren; wormen weten wel raad met plantenresten, en (rode) wormen dragen bij aan het verbeteren van de bodem. Beeker gebruikt ook zogeheten groenbemesters, zoals gele mosterd, om het organisch stofgehalte van de bodem te verhogen. Bij het onderfrezen van de gewassen voegt hij bacteriën toen, die helpen bij het verteren van de gewassen, onder de grond. ‘Het biologische alternatief voor het gebruik van glyfosaat.’
GEWONE SMAAK
Het vlees van de Jerseystieren smaakt als ‘gewoon’ rundvlees, maar is wat grover van structuur en bevat minder vet. Het caroteengehalte is relatief hoog, mensen zetten dat om in vitamine A. Beeker: ‘De smaak is natuurlijk ook afhankelijk van de voeding van de dieren, en van de manier waarop ze worden gehouden.’
METEN
In de komende jaren gaat Beeker de ontwikkelingen op het akkerland meten. ‘De ontwikkeling van het aantal rode wormen in de grond. Hoe de bodem zich herstelt. En wat het effect is op insecten, vogels en andere dieren.’